Vanuit onze verstopte dakgoot kletterde de stromende regen neer als een douche. Geen wezen zou nu buiten willen zijn, zelfs de vogels schuilden onder de paar bladeren die nog aan de bomen te zien waren, maar toch trok ik op een herfstochtend mijn regenjas en mijn wandelschoenen aan en stapte naar buiten. Met het slaapzand nog in mijn ogen, gingen mijn gedachten en mijn gevoelens tekeer alsof het midden op de dag was. Het was 2018 en ik verlangde naar een ander leven. Bij voorkeur een leven met hem. Een hem die niet mijn eigen geliefde was, genaamd Adam. (Wat een naam… Adam…) En tja, toen zat er maar één ding op: met m’n overvolle kop vol gedachten naar buiten gaan en hopen dat de regen en de wind me weer een beetje konden ontnuchteren.

Ik ontmoette Adam tijdens de zomer van dat jaar in New Orleans en al vanaf het eerste ogenblik dat we elkaar zagen, wisten we dat we gedoemd waren om van elkaar te houden.

 

Ons korte samen-zijn en ons uiteindelijke, onvermijdelijke afscheid was intens en het viel me allemaal vreselijk zwaar. Hoewel ik beter wist dan dat, verlangde ik ernaar om met hem een leven op te bouwen. Ik had toen al de Ziek van verlangenmethode gemaakt en ik dacht al van de hoed en de rand te weten van de theorie achter aantrekkingskracht en verlangen, maar alsnog kreeg ik mezelf niet wijsgemaakt dat het niet om hem ging, maar om iets in mij dat meer ruimte wilde om te leven. Om een iets in mij dat mij wilde veranderen, mij wilde transformeren, mij bij mijn schouders wilde pakken en me eens flink door elkaar wilde rammelen om me iets heel goed duidelijk te maken. Iets. Ik wist het wel, maar mijn gedachten konden helemaal niets met het woordje iets.

Uit mijn eigen Ziek van verlangenonderzoek kwam naar voren dat ik met name Adams poëtische manier van spreken en zijn enorme liefde voor de natuur zo aantrekkelijk vond. Dat waren de eerste duidelijke tekenen die me dichter tot het iets wilde brengen. Dus gaf ik mezelf in die tijd het medicijn om iedere dag (weer of geen weer) te wandelen en daarna een paar gedichten van mijn favoriete dichteres; Mary Oliver, te lezen. Zolang ik me in de war en ‘ziek van verlangen’ zou voelen, zou ik mezelf injecteren met de taak om net zo vaak buiten te zijn, tot ik me iets lichter van binnen zou voelen. Als een devoot nonnetje paste ik deze praktijk een geruime tijd, bijna dagelijks toe en ik merkte hoe het me inderdaad langzaam veranderde… Alsof ik iedere dag dichter tot een diepere waarheid over het leven aan het komen was die voor iedere ziel op aarde binnen handbereik is, maar dat het op dat moment mijn beurt was om deze waarheid te ontmoeten. Het voelde groots. De magische kracht van het Verlangen begon met de repetitie van mijn eigen zelfbedachte projectiebrouwseltje zijn transformatieve uitwerking op me te hebben. Ik wandelde buiten en ik voelde hoe zeer de natuur en mijn bestaan één waren. Er was geen afgescheidenheid meer. Ik zag dat er zoveel meer was dan alleen mijn gedachtenwereld en hoe ons bestaan hier een onderdeel van was. Het ging zo diep, dat ik het niet eens weet te omschrijven in een blog hier naar jou. (In mijn boek dat ik bijna afheb, doe ik wel een poging.)

Waar het om ging was het volgende:
Ik was vergeten hoe zeer mijn lichaam tot de Natuur behoort. Ik zag dat we allemaal dit besef met onze moderne, snelle levens zijn kwijtgeraakt. Hoe de Moderniteit, hoe de wereld er nu uitziet, gestoeld is op het idee van afgescheidenheid van de natuur. En hoe levensgevaarlijk dit is geworden voor ons allemaal. Door te geloven dat we gescheiden zijn van de natuur en er zelfs boven te staan, hebben we de kwaadaardige arrogantie ontwikkelt om de aarde en elkaar een enorm geweld aan te doen.

We zijn als machines gaan leven, in plaats van als mensen.

 

We zijn als de beurs gaan leven, als dode cijfers op een computerscherm, als een grafiek die alleen maar moet stijgen, maar niet als lichamen van vlees, van botten en van bloed. Van een hart dat klopt en verlangt en droomt en kookt en verbindt en zorgt voor en dingen maakt.

 

We zijn vergeten wat het is om mens te zijn.

 

Van top tot teen wist ik dat dit het was wat het verlangen naar de Ander, naar Adam, me wilde laten zien.

Het ging er niet om dat ik bij hem moest zijn, het ging erom dat ik zou en moest veranderen. Dat ik opnieuw mens moest worden. Ik zou en moest opnieuw de natuur in mezelf moeten zien. Juist in deze tijd waarin vleesgeworden cijfermensen onvermoeibaar doorgaan met het exploiteren van de Aarde, ook als dat het einde betekent voor ons allemaal, moest ik dit zien. Ik moest zien hoe ik zelf moest veranderen om mijn eigen kleine deel bij te gaan dragen om onze Aarde een toekomst te kunnen geven.

Wat bleek: mijn liefde voor Adam had helemaal niets met mij persoonlijk te maken. Het ging niet om een ander leven willen leiden. Het ging niet om bij hem te willen zijn en mijn eigen relatie te moeten verbreken. Het was niet persoonlijk, het was politiek.

Liefde en verlangen zijn politiek. We kunnen doen alsof het een privézaak is, een persoonlijke bezigheid tussen enkel twee mensen (of meer), maar het is méér dan dit.

 

Ik zie het ook in mijn praktijk:

 

In de tien jaar dat ik met mensen werk aan het thema verlangen naar een ander, en ze daarmee tevens verlangen naar een ander soort leven, hoor ik hoe ongelukkig we eigenlijk als mensen geworden zijn. We zijn niet gelukkig in de maatschappij die we samen hebben gecreëerd.

Stuk voor stuk komen er mensen binnen die vertellen dat ze álles hebben: de liefste kindjes, een prachtig huis, een fijne partner, mooie vakanties en een baan die uitdaging biedt, maar het plaatje lijkt niet compleet te zijn. Er knaagt een naar gevoel vanbinnen. Een naar gevoel dat mensen van binnen uitholt als ze er te lang mee wachten om er iets mee te doen. En dit gegeven ontgoochelt mensen: ‘Ik heb alles bereikt in mijn leven wat ik moest bereiken, ik heb het hele huisje boompje beestje-verhaal met excellentie bereikt, ik heb het neoliberale script gevolgd en nog is het niet genoeg? ’ Ze krabben achter hun oren en zeggen: ‘Wat is er ná het bereiken van dit ideaalplaatje? Waarom ben ik niet gelukkig?’

Het ongeluk dat we ervaren hebben de meesten van ons niet eens door. We kijken om ons heen en tellen de zegeningen die we hebben, zoals: het gezin, genoeg geld op de rekening, niemand is ziek. Maar daarmee maken we de fout dat we gelukkig zijn aan externe factoren ontlenen en niet aan hoe we ons werkelijk van binnen voelen.

 

Het neoliberale script van ‘huisje, boompje, beestje’ is niet houdbaar. Het is hetzelfde script dat de Aarde, onszelf en mensen die we niet zien, maar waar we dagelijks wel mee verbonden zijn met alle spullen die we hebben, uitbuit, mishandelt en vermoord. Er is meer dan dit script. Dit kostbare leven van ons is voor meer gemaakt. En dat weten we diep vanbinnen ook.

Als ik samen met anderen de diepere betekenis van hun verlangens onderzoek, hoor ik een dieperliggend verhaal dat altijd weer terugkeert.

Dit vinden jullie het fijnst aan het contact met de Ander:

 
  • Ik hoef even helemaal niets bij de Ander.

  • Ik mag rusten.

  • Het eenvoudige wordt weer wonderlijk: koken, samen zitten op een bankje in de zon en gewoon wat kletsen.

  • Ik word echt gezien door de Ander, hij stelt vragen aan me die niemand aan me stelt.

  • Ik mag mezelf zijn.

  • Ik word niet meer als braaf gezien, maar ik mag me uitspreken.

  • Er is geen verleden. Ik mag mezelf opnieuw ontdekken bij de Ander.

Een terugkerende factor in jullie verhalen is dat jullie eenzaam zijn en je niet gehoord voelen in wie jullie ten diepste zijn.

We voelen geen ruimte om onszelf te zijn. We missen een zeer belangrijke, menselijke kwaliteit die aandacht heet.

De mensen om ons heen voelen niet de ruimte om aandacht te hebben voor de diepere gevoelens en gedachten in ons. Vaak weten ze niet eens hoe.

Ik hoor hoe hard mensen werken om een bepaalde levensstijl te behouden of om überhaupt te kunnen overleven, maar wat voor enorm geweld dit is op hun lichaam en geest. Ik hoor hoe we verlangen naar rust, naar eenvoud en naar echte verbinding met een ander mens. We verlangen naar een liefdevolle aandacht voor wat er allemaal in ons omgaat.

Om aandacht voor elkaar te kunnen hebben, heb je tijd en rust nodig. Om te kunnen rusten, heb je een maatschappij nodig die zorgt voor je basisbehoeften en een maatschappij die rust als belangrijke waarde ziet. Maar onze maatschappij heeft helemaal niet die waarden. Het heeft de waarde van hard werken. En het zegt dat je zelf moet zorgen voor je eigen basisbehoeften, ook als die basisbehoeften niet van hogeraf gereguleerd worden en daardoor tegenwoordig in kosten de pan uitrijzen. Hoe heeft het ooit kunnen gebeuren dat de basisbehoefte van een dak boven je hoofd hebben, een verdienmodel is geworden? Waarom zijn gezonde boodschappen zo duur geworden? De meesten van ons werken zo hard, dat er helemaal geen tijd en innerlijke rust meer over is om met aandacht er voor een ander te zijn.

Gister nog lag ik even op bed te rusten omdat ik een brakke nacht had gehad met ons kind. Maar ik voelde me schuldig omdat ik even geslapen had, omdat ik niet productief geweest was in die tijd. O, het geïnternaliseerde kapitalisme in mij! Dat meent dat ik alleen maar goed en van waarde ben als ik mijn to do-list heb afgestreept en heb gewerkt. Ik moet een goede arbeider blijven waarmee ik de fabriek van het neoliberalisme in standhoud. Als ik daar niet aan bijdraag, ben ik niets waard. Deze overtuiging zit zo diep.

We zullen met z’n allen een ander narratief over rusten mogen creëren.

 

Maar wat we doen, is dat we wijzen we naar elkaar, we beschuldigen onze geliefden, omdat we geen aandacht meer voor elkaar hebben. Terwijl we niet kijken naar het fundament van de afwezigheid van aandacht. Dat komt onze neoliberale, kapitalistische, patriarchale, witte suprematie, koloniale maatschappij (een hele mond vol!) heel goed uit, want zolang we blijven wijzen naar elkaar en niet wijzen naar het fundament, hoeft er niets te veranderen. En blijven een paar mensen in dit systeem op hun gouden troon zitten (kuch-E.Musk-kuch), terwijl wij heel hard werken en onze liefde en aandacht voor elkaar kwijtraken.

We raken onze liefde en aandacht voor elkaar kwijt. Dat wat écht leven is, raken we kwijt. Alleen maar om in dienst te staan van een veel groter systeem.

 

Sinds bijna tien maanden ben ik nu moeder en mijn lief en ik hebben weinig tijd voor elkaar. We proberen het, echt. Maar als Meesje op de opvang is, werken we. En als we dan in de pauze samen koffie drinken, zitten we met onze hoofdjes vooral bij het werk. We krijgen best wel wat geld van de overheid voor de opvang met onze lage inkomens, maar dat voelt meer als een goedmakertje om vooral maar te blijven werken en zo de neoliberale circus in stand te houden. (Neemt niet weg dat ik er nog steeds enorm dankbaar voor ben, zei ze braaf.) Ik denk in deze tijd nog meer aan alle ouders met wie ik gewerkt heb die meer kinderen hebben dan één en ik denk: hoe dan?
Ik vind het heel logisch dat je geen ruimte meer voelt voor een goed gesprek en laat staan voor spannend gesjengebeng in de slaapkamer. Ik begrijp nu op een ander niveau nog meer waarom mensen een exclusieve vorm van aandacht zoeken bij een ander.

Het is een vergissing om te geloven dat verlangen, verliefdheid en liefde een persoonlijke activiteit is. We mogen leren inzien hoe de mensen waar we naar verlangen precies die eigenschappen spiegelen waar onze maatschappij aan ontbreekt. Dan gaan we inzien dat liefhebben een politieke daad is.

Precies waarom we verliefd worden op een ander, toont niet alleen wat er in onszelf gezien wil worden om onszelf levendiger en gelukkiger te voelen, het toont ook de eigenschappen voor de maatschappij die we nodig hebben om ons allemaal levendiger te voelen. Om weer terug mens te worden.

Verlangen is groots.

 

Verlangen komt niet ‘voor de leuk’ bij ons. Het wil iets van ons.

 

Het wil een nieuwe Aarde maken. Voor mij was het dat ik Adams liefde voor de natuur bewonderde. Het Verlangen wilde van mij dat ik ten diepste ging voelen wat mijn relatie tot de Natuur was en hoe scheef deze nog was. De gedichten van Mary Oliver, die vaak over de natuurlijke wereld gaan, hielpen me nog meer te verdiepen. Het was een enorm geschenk. Niet alleen voor mijn bestaan, maar ook voor de Aarde. Omdat ik Haar ineens meer zag.

Als je alle vragen die je aan jezelf stelt binnen je eigen Ziek van verlangen-verhaal, verbindt met het collectief, zal je onderzoek een andere klank krijgen. Het kan zelfs zijn dat ingewikkelde vragen die je aan jezelf stelt, zoals ‘scheiden of blijven?’ weg zullen vallen in dit nieuwe licht. Makkelijk is het natuurlijk niet om met deze totaal andere blik te kijken. We krijgen van kinds af aan in het neoliberale systeem geleerd niet collectief te denken, maar met name individueel te kijken. Maar ik geloof dat de collectieve blik een natuurlijke kijk is, dit hoort bij ons mens-zijn. We mogen het alleen weer even leren. Ik weet dat ook jij dit kan. (En anders gaan we er samen aan werken.)

Stel jezelf eens de volgende vragen als je het Ziek van verlangen onderzoek al gestart bent, dus als je het Wijs in verlangen pakket gevolgd hebt of bij mij de methode gedaan hebt:

Wat zijn de waarden die jij zo aantrekkelijk vindt aan de ander?
Hoe wil dit jou veranderen om er meer voor de wereld van morgen te kunnen zijn?
En hoe ontbreken die waarden die je aantrekkelijk vindt aan de ander, aan de maatschappij waarin je leeft?
Zou je op een partij kunnen stemmen tijdens de komende verkiezingen die ervoor zorgt dat je voorzien wordt in wat voor jou belangrijk is? En niet alleen voor jou, maar een veel grotere groep mensen?