Het is in de namiddag en ik loop langs de sloot in de boerenvelden waar maar weinig mensen komen. Dit is mijn kerk. Hier hoef ik even helemaal niet met andere mensen bezig te zijn, hier hoef ik zelfs niet met mezelf bezig te zijn. Hier Luister ik naar wat allemaal om mij heen leeft en wat helemaal niet geeft om mijn bestaan. Omdat ik moe ben, zoek ik op de grond een droog plekje uit om te zitten. Ik plof neer en voel gelijk hoe de vochtige aarde koud tegen mijn broek slaat (shit). Voor me zie ik het licht stromende water in de sloot die door de wind elegant kleine rimpels vouwt. Mijn zware coronacrisis-hart verlicht bij het zien van zoveel schoonheid.

Plotseling rijst de vraag: wat is de dood? 
Weet ik wat de dood is?

Ik begin hardop te lachen en schud nee. Ik heb werkelijk geen idee wat het is om dood te zijn of dood te gaan. Ik weet dat we er zogenaamd allemaal niet aan kunnen ‘ontsnappen’ en dat het iets is waar we zo lang als mogelijk van weg moeten blijven. Tenminste, dat is het verhaal. Het verhaal dat we al generaties lang doorgeven aan onze kinderen, onze vrienden, onze buren.

Mijn broer stierf op 31-jarige leeftijd en sindsdien is de dood voor mij: daar waar mijn broer is. Dat is enige dat ik weet en dat ik echt kán weten. Naast dat mijn lichaam er, om een of andere reden, mee ophoudt. Meer dan dat weet ik niet. Ik weet niet of ik hier niet meer ben op aarde. Ik weet niet of het heel erg is om dood te zijn. Het leven is zo mooi, dat ik me bijna niet kan voorstellen dat de dood, dat óók onderdeel is van dit leven, iets afgrijselijks zou moeten zijn. Zelfs de dood, is vol leven.

En, om nog eerlijker te zijn: als het enige dat ik weet is, over de dood, dat mijn broer daar is, dan is het alles behalve een angstaanjagend beeld voor mij om dood te gaan.
En, om nog een schepje eerlijkheid erop te gooien: tot nu toe heeft iedere metaforische dood: ieder einde in mijn levendige leven, tot iets heel moois geleid. Ook mijn broers dood heeft mijn leven zoveel meer betekenis gegeven.

Het niet-weten wat de dood is en daar voor een paar tellen aan toegeven,
met andere woorden: het idee dat ik het wél zou kunnen weten en het idee dat het o-zo-erg is,
helemaal loslaten,

werkt 
bevrijdend. 

To not know, is to be free.

 

Naar mijn idee is het verhaal van de dood niet het verhaal van de dood, 
maar het is het verhaal van de rouwende nabestaanden. 

Dit is een heel groot verschil.

Deze coronacrisis nodigt ons uit om naar een diepere waarheid opzoek te gaan over de dood. Een waarheid die de spanning in je lijf vervangt voor ontspanning. 

Het is niet erg om bang te zijn, maar vraag jezelf af: waar ben ik ‘eigenlijk’ bang voor? Wat is het verhaal dat door mijn gedachten zweeft dat mij zoveel angst inboezemt?
En kan ik zeker weten of dit verhaal écht waar is? (Ondanks dat de pijn en het verdriet dat je voelt bij het verhaal wel heel ‘waar’ zijn.)

Don’t get me wrong, ik ben ook bang om de mensen van wie ik hou te verliezen. Denk je dat ik erop zit te wachten om na mijn broer, weer een groot verlies te moeten leiden? No way, hoezee. 

Maar we kunnen niet vechten tegen de realiteit. En zolang we in de waan zitten dat we dit wél kunnen, maken we onszelf en elkaar he-le-maal gek.

Liefs,
Anne?